maandag 25 augustus 2008

thinking out of the box

dat was het credo op een cursus die ik pas volgde. Cursus 'creatief problemen oplossen'. Om zo'n cursus te bedenken is ook al enige creativiteit vereist, niet? Mijn probleem is dat ik vormingsuren moet bijeenrijven. Kwestie van over enige jaren naar de volgende graad te mogen promoveren. Dat gaat niet als je niet voldoende bijgeschoold bent, dan verdien je dat niet. Als je niet bijschoolt vermolmt je geest. Maar in mijn vakdomein is er niet veel bijscholing mogelijk. Dus dacht ik: laat me dat probleem creatief oplossen, door een overbodige cursus te consumeren.

oh ja, het werd aangenaam, een aaneenschakeling van spelletjes en oefeningetjes. Blijkbaar was het de bedoeling om bij iedereen de fantasie geactiveerd te krijgen, en op sommigen had dat toch wel een heel bijzondere uitwerking. Allerlei kinky fantasieën kwamen bovendrijven. Met balonnen kon je SM-beoefenaars aan een toog vastbinden. Bakstenen waren voorwerpen om schedels in te slaan, pennen waren wapens om ogen uit te steken. Met een chip in je hoofd hoefde je voor geen enkel boek meer naar de bib te gaan. De donkere krochten van de menselijke geest... En ik zat daar maar, ik ben blijkbaar 'left-brained', hoe vertaal je dat: 'links-gehersend', woehha. Ideeën genoeg, met hopen, maar de rem er goed bovenop, 't moet allemaal een beetje logisch en realistisch blijven. Bij alles dat stemmetje: dat kan toch niet.

en gisteren had ik het weer. Ik probeerde in de bioscoop te genieten van Wall-E, ik hou van Pixar, ik geniet van de animatie. Maar het KAN NIET. Bij sience-fiction bekruipt me altijd dat onbehaaglijke gevoel van: jaja, veel fiction, weinig science. Laat die oordelen los! zei de lesgever, ze beperken je. Dus hield ik mijn oordelen maar tussen mijn tanden gekneld, maar wist niet of ik nu eerder moest lachen of huilen om zoveel domme ideeën, die die man zo fantastisch vond. Ik besloot om het maar bij lachen te houden. Allez zeg nu zelf. Opgave: de kuisvrouw werd ontslagen omdat ze een stukje hout had laten omvallen, waarom? Antwoord: omdat het een lucifer was die tegen de stoelpoot aanschuurde, ontbrandde en het hele huis in lichterlaaie zette. Hoe onwetenschappelijk in godsnaam? die lucifer is toch veel te licht om vanzelf met zoveel wrijving ergens tegen aan te schuren? en dan nog tegen een glad oppervlak? Zo'n idee wordt in mijn geest al gecensureerd nog voor het zich volledig heeft afgerold, de fysica dringt zich onverbiddelijk aan me op. Maar dat is dus creatief! sorry, ik vind het dom. Nochtans: als je me vraagt: wat zijn je kwaliteiten? dan zal zowat het eerste wat ik bedenk zijn: 'ik ben creatief'. Moet ik nu twijfelen? Ik weet nu ook ineens weer waarom ik een hekel had aan groepswerk op school, ik had het lachen nog niet genoeg onder de knie.

voor diegenen die hem nog niet kenden: die kuisvrouw werd ontslagen omdat het het eerste blokje van een wereldrecord domino was.

zondag 24 augustus 2008

eeuwige wittebroodsweken

ik ken een vrouw, en die is écht verliefd op haar man. Ik denk nu ineens aan Raymond: 'echtgenoten, hebben ze écht genoten?'. Ik ben nogal sceptisch in die dingen, toch als het over huwelijken en relaties gaat die de wittebroodsperiode door zijn. Dingen die pakweg al minstens een jaar of twee-drie standhouden. Maar bij haar is het zo: het houdt al zo lang stand, en ik denk zelfs een pak langer. Als zij belt met haar man klinkt het niet snauwend of geïrriteerd, of ook niet koel en afstandelijk, of ook niet bang en voorzichtig... nee, ze krijgt een zachtheid over haar die ze met niemand anders deelt. Als hij voor zijn werk even weg is geweest en de hereniging kondigt zich aan, dan hoor je de thrill in haar stem, de opwinding, het dartele, het verlangen. Nochtans, ze is toch stilaan halfweg de dertig, geen bakvis dus. Het is een zeldzaamheid, dat weet ik wel zeker, ik heb er oog voor maar kan het echt heel weinig terugvinden. Natuurlijk zie je het veel meer, je ziet het aanhoudend: maar dan in jongere relaties, en meestal met jongere betrokkenen.

en dan weet ik dus niet meer wat ik moet denken. De boeken staan vol geschreven dat je om tot een duurzame liefde te komen eerst met jezelf in het reine moet komen. Hou eerst van jezelf en dan komt de rest. Kom dicht bij je ware kern, leg je wezen bloot, verwen jezelf, wees lief voor jezelf, een moeder voor jezelf, leer gelukkig zijn alleen, kweek een gezond egoïsme, leer je grenzen bewaken, leer communiceren, verwerk je trauma's, ontdoe je van angsten, laat alle patroontjes en overlevingsmechanismes los, zet je empathisch vermogen in, laat controle los, leer jezelf te verbinden met de universele liefde, zorg dat je goed in je vel zit, en in het kielzog ervan: ontdoe je van wantrouwen en twijfels, geef een grenzeloos vertrouwen, enz, enz...

meestal beginnen mensen pas met al deze dingen op het moment dat ze merken dat ze niet in duurzame relaties slagen. Niet altijd met het doel om het toch nog waar te gaan maken, maar het falen in de duurzame relatie, of het wankelen hiervan, soms de zoveelste relatie, brengt het hele zelfbeeld op de helling. En dan zie je hoe die zoektocht ofwel omslaat in een diepe val, waarbij er na het afbrokkelen van het ego niet veel meer overschiet en het schijnbaar nooit meer goed komt, of de zelfontplooiing een doel op zichzelf wordt, een eeuwig groeipad waarin je nooit meer klaar geraakt met jezelf, want eigenlijk bestaat dat niet. Dan word je een mens dat zo continu verandert dat het moeilijker wordt om nog iemand permanent naast je mee te laten lopen. Het bestaat wel, jawel, ik weet het, maar ik zie er dan nooit meer die kinderlijke blijheid en dat lavelooze verlangen in, zoals ik die bij deze vrouw zie. Waarmee ik niet wil zeggen dat dat noodzakelijk een verlies is.

ik zie die vrouw, en dan moet ik besluiten dat ze helemaal nergens staat op dat persoonlijke groeipad. Om reden dat ze mogelijk ooit meeleest ga ik er niet dieper op in, maar ze zou best een aardige brok voor hulpverleners zijn, zoals veel mensen. En dan denk ik: als je een duurzame relatie wil: blijf allebei voor eeuwig 17, doe iets symbiotisch, iets afhankelijks en complementairs, laat over je grenzen lopen, koester je verlatingsangst en word relatieverslaafd (lees nooit Robin Norwood!). Zorg dat je blijft hangen in dat wat je zo nodig zou moeten ontgroeien. Laat je vooral nergens vanaf helpen. Want dat zijn net de demonen waar de adolescent met worstelt. En blijkbaar zijn net die demonen de vruchtbare bodem om op het moment dat het biologisch het beste past langere relaties aan te gaan en zo de menselijke soort in stand te houden. Wie weet is onvolwassenheid wel een noodzakelijk kwaad om je erin te kunnen gooien.

a propos: geef mij maar het groeipad hoor, ik zie mezelf allang als oudje alleen onder de boom zitten, en al wie me tijdelijk vergezelt (en me tijdig genoeg ruimte alleen geeft) is welkom. Trouwens 't is al te laat, ik zit al te ver op de ingeslagen weg.

klink ik nu cynisch? ik vrees het... 't is nochtans niet zo bedoeld. Ik vroeg me enkel af: is het wel zo dat je helemaal in het reine met jezelf moet zijn als voorwaarde voor duurzaamheid? Ik heb er zo mijn twijfels bij...

zaterdag 23 augustus 2008

kunst

het was november 1985. De lokale 11.11.11. groep veilde kunst, voor het goede doel. Kunst van plaatselijke artiesten, in het dorp waar ik opgroeide. Ik was als 17-jarige de jongste 'kunstenaar' die wat geschonken had, 4000 frank leverde het op. Een zwartwit simpel grafietportret van één of andere zwarte mensenrechtenactivist. Er kroop dus véél grafiet in dat portret. Maar ik weet nog hoe ik me erbij voelde, 'kunstenaar' genoemd te worden. Bwèèk, voor mij was het op korte tijd tot een scheldwoord gedegradeerd. Ik vond mezelf geen kunstenaar, was er gewoon geen, ik was gewoon een halve autistische 'savant' met een raar talent, maar kunstenaar? jongens toch. In deze tijden ben je een kunstenaar als je jezelf zo noemt, meer is er niet aan. Kunstenaar zijn heeft in onze tijden niks meer met talent en kunde te maken, maar gewoon: het willen zijn. Gevoel voor marketing met excentriciteit kunnen combineren. Of zonder gevoel voor marketing in de marginaliteit ermee blijven. Deze tijden, wat zeg ik? De tijden dat kunstenaars gewoon vaklui waren zoals hoefsmeden of glasblazers, maar dan met penseel of beitel... die ligt ondertussen wel al héél ver achter ons.

ik wilde het wel worden: iemand die van tekenen of beitelen haar beroep zou maken. Liever dan prinses of zangeres, liever dan dierenarts of piloot. Ook liever dan architect. Dus ging ik ervoor en koos voor de kunsthumaniora. Nadien heb ik jarenlang een allergie aan het woord 'concept' gehad, en was elke kunsttempel iets om in een boog omheen te lopen. Trop is teveel. Joseph Buys of Nam June Paik, ze kwamen mijn oren uit. Het SMAK, gruwgruw, de biennale... waar was die alweer? helemaal verdrongen... De hoogdagen van het conceptualisme, of hoe het intellect de kunst bepaalde. Ik zou niet weten of er al iets veranderd is ondertussen. Ik heb mezelf nadien het cultuurbarbarisme opgelegd.

maar ik speelde het spelletje mee, ik was niet van plan er jaren op de schoolbanken aan te verliezen, en ik mocht mijn medeleerlingen wel. Ik spendeerde vele uren in de stedelijke bibliotheek en op het plaatselijke stort. De woorden uit de bibliotheek, de bucht van het stort, en dan simpel de spullen wat manipuleren en wat vage verbanden leggen. Verbanden leggen is niet moeilijk, het in volle ernst met een ranzig geniaal ondertoontje verkopen is wat anders. Maar ik slaagde met glans... ik hoorde bij de 20% studenten die vlekkeloos doorstroomde naar het laatste jaar. En zeveren dat ik leerde... dju toch. Als er iets is waarvoor ik die school dankbaar was: ze hebben me leren praten. Maar tekenen: nee, daarvoor moest je niet in dé kunsthumaniora van het land zijn, dat was een vergissing. Daarvoor moest je op de oubollige academies in de provinciale nesten zijn, die in de tijd van Da Vinci waren blijven steken. Met kalenders tekenen was allang geen geld meer te verdienen, een kunsthumaniora moest je voorbereiden op de harde realiteit van de kunstwereld: pure business.

dus begin ik volgend jaar maar opnieuw aan de academie... nu ik na meer dan 20 jaar besloten heb dat ik te oud ben geworden om nog zo'n aversie tegen kunst te blijven koesteren. Ik hoop dat ze me wat technieken zullen bijbrengen. Dat wat ik toen vergeefs wilde gaan leren. Onbevangen ben ik niet meer, maar ik kan toch maar mijn best doen om het aan te boren. En de business heb ik niet nodig, ik heb een schoon jobke.

en meer nog: vandaag heb ik de kunst weer opgezocht. Jaja. Het is zo mooi als je mensen op veel latere leeftijd, met een heel andere achtergrond, op verkenning ziet gaan. Zelf dingen plegen, dat van anderen waarderen. Er zit dan een puurheid en eerlijkheid in die me raakt. Ik zat er maar laf bij, te laf om zelf iets naar voren te bregen. Noch enig geschreven woord, noch het magerste schetsje, noch twee noten om te kwelen... kan ook moeilijk anders als je geen tijd voor deze dingen maakt. Maar ik beloof het mezelf: volgend jaar, als de gelegenheid zich zou herhalen, dan doe ik iets. En ik zal er tijd voor maken. Nee: ik beloof niemand anders iets ;-). Ik heb vele jaren bezig geweest met procreatie, misschien tijd voor creatie.

hmm: misschien eerst nog een jaar therapie om de plankenkoorts te lijf te gaan. Niet vergeten op m'n boodschappenlijstje te zetten.

vrijdag 22 augustus 2008

jeux de boules

een 'kinderloze-moeders-avond' had ze het genoemd, de collega die me uitnodigde in Sint-Jans-Molenbeek. Nu niet dat er zoveel kinderloze moeders bleken bij te zijn, het waren zelfs niet allemaal moeders, maar elk excuus om iets leuk te doen is goed, en ik voldeed tenminste nog aan de definitie. Als je ergens gaat petanque spelen, waarom niet in Brussel op een miniscuul pleintje? Een pleintje waar mollige allochtone vrouwen op de bankjes zitten met kleine kinderen, en een bont gezelschap hangjongeren wat macho tegen elkaar doen? Toen ik van een klein gastje zonder voortanden een foto wilde nemen en die begon te schreeuwen, kwam er meteen een bleek wit haantje van puberleeftijd mijn kant op om als het moest mijn voortanden aan te pakken. Een klein meisje merkte op dat ik wel van héél ver gekomen was zeker? ja, beaamde een ander klein meisje: ik sprak Vlaams, of haar vriendinnetje dat dat dan niet hoorde?

beginnen met zo'n spel is geen sinecure als in het hele gezelschap van zo'n tien mensen niemand de regels kent. En het wordt er niet beter op als een Aziatische studente in het Engels de spelregels voorleest. Dit uit respect voor enkele latino's die zich hadden aangesloten en later weer verdwenen. Als ik er dan nog bij zeg dat de bende nagenoeg uitsluitend uit vrouwen bestond... Ik kan je verzekeren: ons spel ging niet ongemerkt voorbij, de buurt stond zich geamuseerd te vergapen.

gelukkig was er Jeanke, een verfrommelde oude franstalige Brusselaar die boven het café op de hoek woont. Hij ging het ons wel eens leren, met zijn (bijna-maar net nog bijlange niet-) professionele achtergrond. Hij ging zijn ballen halen, ballen van 2000 frank per stuk, en bracht een voddeke mee, dat hij ons te pas en te onpas in onze handen wilde steken. Kwestie van met droge handen te spelen. Eerlijk gezegd had ik meer schrik om op een verborgen groene fluim te stoten in dat doekje. We namen hem op in één van de ploegen. Bij elke slechte bal begon hij uitvoerig over zijn 'lunetten' die hij vergeten was. In elk geval toonde hij ons hoe we de ballen moesten vasthouden, en na een uur zowat hadden uiteindelijk alle dames begrepen hoe de punten geteld werden.

En terwijl de flessen wijn sneuvelden en de olijfjes vlot binnengingen, kwam het toch wel tot een spannend spel. We hadden het petanque-virus goed te pakken. De hamvraag die achteraf op het terrasje bleef hangen: 'Belgische mosselen die voor de Franse kust gekweekt worden, welke nationaliteit hebben die?' Zeg nu nog dat vrouwen niet zouden kunnen zeveren.

bedankt D! om me uit te nodigen, ik heb Genoten.

violins from hell

zaterdag belandde ik geheel onverwacht op een concert van ZaaT, een rockgroep uit onze contreien. Ik fietste voorbij het terrasje waaraan ik mijn ballonvaart dankte, waar een podium stond voor de jaarlijkse 'Kastaarfeesten'. Een gelegenheid om me bij enkele vrienden neer te zetten die in de buurt van dat podium zaten. 't Was even schrikken toen het groepje begon te spelen. Als de bassen je borstbeen aan het trillen brengen en je dochter met de handen over de oren verschrikt wegloopt, dan weet je het wel.

ik ben altijd al gefascineerd geweest door wat ze in de psychologie 'de schaduwzijde' van de mens hebben genoemd. Ik kreeg als pittige inside info mee dat de leadzanger een psycholoog was. Een bende veertigers met ervaringen allerlei, goede muzikanten. En daar stond die leadzanger dus met zijn luguber masker, en onder dat masker zwarte strepen over zijn gezicht. En brullen maar, scanderen meer eigenlijk. Militaristische amerikaanse schuttingtaal. Het klonk zoals mijn zoon zijn PC-games. Het was er in die mate over dat hij soms even in de lach schoot. Hilarisch. Nog hilarischer werd het toen hij Kurt Cobain meer dan behoorlijk coverde maar in zijn hand een vodje papier hield om de tekst af te lezen. Springend, in het rond stampend en slaand, met dat vodje papier, niet te doen. Als ik teveel lach, dan krijg ik pijn in de aanhechtingsspieren van mijn kaken, achter mijn oren. En ik zat er niet ver meer van.

maar blijkbaar loopt er iets fout met mijn gevoel voor humor. Terwijl ik zat te schudden van het lachen, omdat ik het een ongelooflijk kluchtige act vond, namen de rockers rond me het hele ding bloedernstig. Ze zwiepten met hun lange haren bijna in mijn gezicht. Toen hij uitriep 'violins from hell', blijkbaar een hit, verstond ik 'violence from hell', en ik dacht: waauwww! wat een mega-kitch, dat ik hier getuige mag van zijn!

By the way: die man zong verdomd goed.

het clubhuis

mijn achterdeur is altijd los. Of beter WAS altijd los. Dus voor je snode plannen smeed om me van m'n schamele bezittingen te ontdoen: te laat. Allez, ik probeer tenminste wat aan deze gewoonte te doen. Een gewoonte die het mijn zoon en zijn kameraden wel makkelijk maakte, om bij me binnen te komen wanneer hij officieel bij zijn pa is. Ze hebben het hier omgedoopt tot 'het clubhuis'. Maar hij moet dan maar met de sleutel door de voordeur, en zijn kameraden ook netjes langs daar binnenlaten. Nogal sjiek voor een clubhuis, maar de omstandigheden nopen me tot maatregelen.

het clubhuis-idee is toch een beetje uit de hand gelopen. Tot daar toe dat er jongens van allerlei pluimage op allerlei tijdstippen van de dag in- en uitvliegen, dat brengt nog wel gezelligheid... maar er zijn limieten. Maandagavond kom ik terug van mijn werk en zie ik de PC aanstaan. Lichtjes bevreemdend omdat ik er vanuit ging dat zoonlief met papa op reis was vertrokken. In elk geval was hij al enkele dagen niet meer bij mij, en dan verdwijnt zijn bende normaliter in zijn kielzog. Toen hij enkele uren later afscheid kwam nemen om écht op reis te vertrekken dacht ik dat ik de verklaring zag: maar nee: hij was niet thuis geweest. Het moest wel één van zijn kameraden geweest zijn. Straf, dacht ik... niemand thuis, vriend weg, clubhuis toch bemand.

dinsdagmiddag ging ik opnieuw naar huis, het was kangoeroetijd voor mijn babypoes. Terwijl ik vrolijk door mijn leefruimte struinde, kwam kameraad M door het deurgat van de bureau. Ik gilde. Ik weet niet wie zich nu net het meest betrapt voelde, maar dat er iets niet klopte was wel duidelijk. Maar kameraad M is een beleefde en lieve jongen, en vooral niet dom, en dat is nog een understatement. Dus zag ik de radertjes in z'n hoofd hun werk doen. Hij stamelde of mijn zoon precies niet thuis was? Nee, antwoordde ik, en die is de eerste twee weken nog niet thuis... Ah ja, kreeg ik als antwoord. Maar vermits hij niet te snel wilde toegeven dat hij zich betrapt voelde, zocht hij naar manieren om 'gewoon' te doen, en ging prompt dan maar weer achter de PC zitten. Zijn spel verder spelen. En ik wist het niet meer, als ik hem tot de orde zou gaan roepen, wist ik dat hij zich rotberoerd zou gaan voelen, nog beroerder dan de situatie voor hem al was. Dus liet ik het maar zo... drie kwartier later vertrok hij met de boodschap 'ik ga maar weer eens naar huis'.

maar daar hield het niet op. Woensdag keer ik weer 's middags naar huis, met het idee dat de jongen zo'n tweede confrontatie wel als de pest zou gaan vermijden. Nee hoor: wie staat er op exact dezelfde plaats in datzelfde deurgat: jawel: kameraad M. Hetzelfde scenario, maar deze keer vroeg hij wanneer mijn zoon dan wel zou terugkomen van op reis. Oh nee: hij is niet dom, en zeker ook niet doof, maar voor de lieve vrede antwoordde ik maar weer hetzelfde als de dag voordien. Ik vroeg er nog bij of hij zich misschien verveelde? Nee hoor: integendeel, de vakantie is veel te kort! En opnieuw verdween hij achter de PC, om na een dik half uur het op te stappen.

Asjemenou! Dus nu is de deur op slot, gedaan met die genante vertoningen.

het bos van iedereen

mijn jongste dochter is pas rijkelijk laat beginnen fietsen. Ze was acht en een beetje. Jawel: je leest het goed: ACHT. Nochtans, er is niks mis met haar evenwicht, ze kon bijvoorbeeld heel vroeg schommelen. Er is evenmin iets mis met haar motoriek, op de schaatsclub wilden ze haar tot bij de keurgroep bombarderen. Er is evenmin iets mis met haar fysieke conditie, ze stapt met meer veerkracht de berg op als de andere kinderen, doet het beter in de turnles. Maar fietsen: nee. Het zat tussen haar oren: het was gevaarlijk en ze wilde niet. Dit na enkele mislukte pogingen met de nodige kleine valpartijen. Dus was het voor onbepaalde duur opgeschort. Tot ze het afgelopen schooljaar, ergens in mei, een fietsweek had en verondersteld werd om met haar klas (derde leerjaar) enkele kilometers te gaan fietsen. Ineens besefte ze dat ze nu toch wel écht zou afgaan als een gieter en stemde ze in met een hernieuwde poging. Met de daver op het lijf. Maar een week later was ze niet meer van haar fiets af te slaan... enkele weken later niet meer van haar nieuwe fiets. Ondertussen gaat ze 'door de bossen crossen' met haar broer, en komt ze onder de modderspatten thuis. Ze betreurt het dat ze zoveel kostbare fietstijd verloren heeft.

we fietsten door het bos. En ik dacht aan humusparfum, vroeg me af waarom dat nog niet op de markt was. Of houtkrollenparfum? Of afgeredengrasparfum? Of drooghooiparfum? Of verseregennahitteparfum? Zou het niet passen op een mensenlichaam? zou het niet die zoete zaligheid oproepen die ik had terwijl ik daar fietste? Ze slibberde voor me uit door de modderpoelen, driest verdertrappend, in opperste concentratie.

tot er twee imposante honden kwamen afgelopen. Ze ploeterde zich nog door een modderbad en taxeerde de situatie. Net voor ze de honden bereikte sprong ze van haar fiets en belandde pal tussen de kolossen in. Ze stond daar stil en keek hen aan, praatte tegen hen. De eigenaar kwam puffend achterna gelopen. 'goed gedaan!' riep hij, 'schitterend gedaan!'. Wat eigenlijk? van haar fiets gesprongen? zijn honden gerustgesteld? een bespringing vermeden? zijn honden tot stilstand gebracht? Ik weet het niet... maar ik was content: ze had het goed gedaan, wat ze ook gedaan had, dus lachtte ik. En de man liep ook breed lachend op me toe, en heel even, heel even maar, leek het alsof hij zijn hand uitstak, in een twijfelachtig gebaar om me met een handdruk te begroeten. En heel even, heel even was ik helemaal de kluts kwijt. Ik denk dat hij zijn vergissing inzag en zijn hand verdween snel. Stel je nu voor dat je midden in het bos, heel zakelijk, een wildvreemde voorbijganger met een handdruk begroet? Stel nu dat je daar een gewoonte zou van maken? Dat dit de sociale conventie zou worden? Wie weet wat dit aan de verzuring zou doen?

vrijdag 15 augustus 2008

vlooien vangen

soms... soms ben ik te goed voor deze wereld. Ik weet dat je dat niet van jezelf mag zeggen, maar toch: ik ben een watje. Echt waar. Zo ook deze middag toen ik een telefoontje kreeg over zo'n schattig lief klein gedumpt poesje waar geen thuis voor gevonden kon worden. En wat doe je dan? wat maakt het nog? een kat meer of minder? Zo heeft het zwerfkatje in de tuin tenminste een speelvriendje, en de ander vierkoppige bende huiskatten zal er ook wel aan wennen zeker? Dus een uurtje later zat het in de zetel. Wat een dotje, echt wel. Het is nog maar avond en het heeft alle harten veroverd. Maar het is een vlooienbak!!!

een rustig avondje voor mezelf. Dvd'tje opzetten. Een flesje Chouffe open. Bergen strijk. De film viel nogal grimmig uit, maar ja, hij zat zo goedkoop bij de Humo en klonk zo bekend (Taxi Driver van Kubrick, zolang ik het onthoud). Ik had het vanmiddag al vastgesteld, snoeziepoezie had parasietjes bij. Ik had al in paniek bij de apotheek van wacht gestaan, dure spullen halen om te desinfecteren. Ik kan me echt niet permitteren dat hier straks zes vlooienbakken rondlopen, en dan die egel en de kippen ook nog. Nu ik eindelijk al een jaar of drie er vanaf ben. Maar waar ik me niet aan verwacht had was dat die parasietjes groggy tevoorschijn zouden komen na de behandeling. Dus vangen maar... één per één. Oude gewoontes komen snel terug. Eens je weet hoe je vlooien moet mollen, is het als fietsen, je verleert het nooit. Heel wreed: rollen tussen de vingers totdat ze hun springpoten verliezen, en vervolgens pletten tussen twee nagels. 'Knets' zeggen die dingen dan. Ik moet denken dat het 'dingen' zijn, niet meer. Naar buiten lopen en wegknikkeren.

Mijn strijk is niet opgeschoten, de film leek te haperen, ik weet niet hoe vaak ik naar buiten ben gelopen. Alleen mijn fles Chouffe is er van opgeraakt, en de band met het kattebeest is er opperbest door geworden. Hij vond mijn ruw gepruts en getrek aan zijn pelsje best ok. Een chimpansee zou het niet beter gedaan hebben. Of toch wel: die zou niet naar buiten moeten lopen maar het smakelijk achter de kiezen steken. Stukken efficiënter! maar... toch bedankt.

woensdag 13 augustus 2008

sturm und drang

daarstraks welde deze uitdrukking bij me op. Mooi toch. Eigenlijk is het één of andere oude literaire stroming, maar het wordt ook gebruikt als uitdrukking voor de wijze waarop jonge mensen in het leven staan. Of sommigen toch. Het was bij de gedachte aan mezelf twintig jaar geleden dat deze uitdrukking in me opkwam. Bij het beeld dat ik kreeg van de jonge vrouw, meer nog een meisje, dat verteerd werd door een honger naar het leven. Een gulzige onverzadigbare levenshonger. Een stuwende onrust die maakte dat alles wat haar pad kruiste dieper, breder, voller, groter moest worden. Geen kans op nabijheid mocht ontglippen, geen kans op verrukking mocht verloren gaan, elke extase moest gegrepen en vastgehouden worden. Voor idealen moest gevochten worden. Geen haar op mijn hoofd dat besefte hoe ik eigenlijk in al mijn gulzigheid met het leven aan het 'smossen' was. Geen haar op m'n hoofd dat besefte dat het magnetische dat van mijn passie uitging tegelijk beangstigend of zelfs afstotend was voor anderen. Niets deed mij vermoeden dat ik met mijn oppervlakkige meegaandheid en flexibiliteit toch verpletterend over anderen heen kon walsen.

'vroeg rijp is vroeg rot' zei mijn ex altijd, en dan ging het over mij. Het was niet bepaald flatterend bedoeld. Hijzelf had gezworen eeuwig kind te blijven. Het was zeker geen compliment, bezwaarlijk een grote wijsheid, maar toch zie ik er nu een kern van waarheid in. Té hard willen leven, op korte tijd veel te veel ervaringen op je palmares spijkeren, kan tot uitbranden leiden. Je moét niet lopen op je elf maanden. Je moét niet met je moeders fiets rondcrossen op je vier. Je moet geen vastenvoettocht uitlopen op je negen. Je moét je ouders hun boekenkast niet op enkele avonden uitlezen op je twaalf. Je moét evenmin met je tenen kunnen schrijven of even snel in spiegelschrift schrijven dan gewoon. Je moet niet elke berg bedwingen. Je moet niet elke jongen waar 'wel iets inzit' tot de jouwe maken en verkennen. Maar voor mij moest het wél allemaal, er was geen rem, geen grens. Sturm und drang, onhoudbaar. Eerst onder een grafstille gesloten buitenkant, later onder veel meer expressie.

nu is het expansieve eraf, de dwingende noodzaak tot exploratie is weggesleten, niet meer elke kans moet worden benut, niet meer elk pad moet worden verkend. Maar zo lang is dat eigenlijk nog niet. Ik kan er de vinger niet op leggen wanneer het finaal veranderd is. Sinds wanneer ik uiteindelijk gestopt ben om als een jager elke uithoek van mijn vizier in kaart te brengen en alles proberen binnen te halen. Ergens op een dag heb ik mijn vangtuig tegen een boom gezet, ben ik op mijn achterste gaan zitten, en met meer verwondering gaan rondkijken. En er passeren dingen op afstand, er komen dingen nabij, ze gaan weer weg.. maar ik ga er niet achter, ik zie wel of er iets vanzelf blijft.

en dan denk ik: is dit nu uitgebrand zijn? of ben ik nu beurs? om in mijn ex zijn fruitige beeldspraak te blijven hangen. De Van Dale zegt dat beurs fruit, of dus overrijp fruit, zacht is van binnen. Awel, ik voel me zachter dan ooit vanbinnen, zeker niet hol, zo slecht is dat bijlange nog niet. Laat me maar rot worden, rimpelig en slap, en uiteindelijk verdwijnen. Ik hoef niet gebeten en gegeten te worden. Laat de sturm und drang maar aan anderen. Ik kan treuren om het vuur dat heen ging, maar ik omarm beter de zachtheid die kwam.

maandag 11 augustus 2008

nog beesten


ze zijn in de aanbieding, de beesten. Dit is toch wel een bijzonder beest... hij heeft geen weide, maar loopt als een hond rond de villa van zijn baasjes. Of dat goed is voor het proper getrimde gras, dat weet ik niet, maar toen ik het beest opmerkte kwam André Van Duyn opgeweld 'er staat een paard in de gang, bij buurvrouw Janssen'. 'er staat een pony voor het raam, zielig te wezen'

territorium


aan de 'Verbrande Brug' in Grimbergen, op de Vaartdijk. Deze beesten denken dat de straat van hen is en verdedigen het luid blazend. Het minste dat je vertraagt blijven ze stilstaan voor je wagen en sta je voor blok. Maar ik had geluk deze keer: er lag nog een half brood in de wagen: de boterhammen vlogen mijn raampje uit. Daarbij raakten ze uit concentratie en vergaten ze hun straatblokkade, even dom als kippen geloof ik. En ikke foetsie.

op verplaatsing

voor mijn werk ga ik regelmatig, zowat wekelijks, 'op verplaatsing'. Dit houdt in dat ik door de bril van een stedenbouwkundige een omgeving ga bekijken. En dat heeft altijd te maken met mensen die iets concreets dan willen doen om die omgeving te wijzigen. Ik doe er alles aan om de betrokkenen te ontwijken. Kwestie van niet bloot te staan aan knappe staaltjes manipulatie, emotionele chantage, flemerij, dreigementen, kortom: alles wat in de kleren kruipt en niet ter zake doet en eigenlijk teruggaat naar geld. En wees gerust: soms is het onvermijdelijk, en ik kan ondertussen een boek schrijven over De Grote Miserie in Vlaams-Brabant.

maar wat ik wel graag doe is babbelen met de toevallige passant, die geen enkel belang heeft bij de zaak. De mensen die zich nieuwsgierig afvragen waarom je in hun buurt rondhangt met plannen en een fototoestel. De laatste keer was het weer zo ver: twee mensen die keuvelden net op de plek waar ik niet omheen kon, en die gelukkig niks met de zaak hadden te maken. Voor ik goed en wel naast de wagen stond, kort toelichtte wat ik kwam doen en dat ik ongevaarlijk was, ging de bal aan het rollen. Nadat ik enkele gevleugelde uitspraken had gedaan, vloeiden de levensverhalen over de tongen. 'Gevleugelde uitspraken', daar ben ik goed in. Dat beweerde tenminste de hoofdpsychiater van de inrichting van Lovenjoel, die ik gelukkig niet in functie leerde kennen, maar als mede-bestuurslid van een barokkoor. Met mijn totaal gebrek aan organisatorisch talent zat ik compleet verkeerd in dat bestuur, temeer daar het meer dan tien jaar geleden is en ik me een serieus 'broekie' vond. Zingen was eigenlijk al genoeg. Maar soit: zijn opmerking bleef me bij.

de man op de straat, een jaar of 60-70, had een serieuze tic. In elke zin kuchte hij op z'n minst vier-vijf keer. Ik besefte dat ik hem waarschijnlijk geen uur in mijn buurt zou kunnen verdragen, dat dit mijn zenuwtjes serieus overbelastte. Maar het bleef niet duren, ik wist dat ik me snel uit de voeten kon maken. En toen zei hij heel beladen: 'hoezo, je bent alleen? en al zo lang? dat zou niet mogen, dat is jammer, daar is een mens niet voor gemaakt'. Ik ging in de verdediging: 'oh jawel, het is prima zo hoor'. En dan de vrouw, een jaar of 50-60, die niet bij hem hoorde en zich zichtbaar een beetje distantieerde van haar kuchende buur: 'ik ben alleen met mijn moeder opgegroeid en er is nooit een man bij gekomen, die koos daar ook voor'. Ik voelde het, met deze twee kon ik uren later nog aan het palaveren zijn. Over de zin van het leven en alles wat belangrijk is.

anonimiteit. De laagste drempel, zo ervaar ik het, om de grote levensthema's aan te snijden. Je verdwijnt weer uit elkaars leven, en laat enkel je woorden achter. Schitterend eenvoudig.

tuinvondsten 4: egel


wat ruist er door het struikgewas? het is, het is... een egel met ontelbaar veel teken. Ik mag maar hopen dat egels geen ziekte van Lyme kunnen oplopen.

vrijdag 8 augustus 2008

geluksbarometer

als mensen me vragen of het goed met me gaat, dan denk ik steeds dat ik naar een gevoel moet peilen. Hetzelfde met de vraag of ik gelukkig ben. Het gevolg is dat ik in het duister tast. Het is al even abstract als vragen hoe het is om Belg te zijn, of veertig te zijn, of vrouw te zijn. Hoe kan je dat nu weten? je zit er midden in, je bént het gewoon. Hoe kan je er nu een gevoel bij hebben? ik kan hooguit iets mentaals genereren. Niet dat ik niet weet hoe het is om euforisch te zijn, of om een gelukzalig gevoel te hebben, of om me verbonden te voelen. Natuurlijk wel: het is iets dat er bovenuit piekt, iets dat zich onderscheidt van het dagelijkse, en dat voel ik natuurlijk. Maar hoe vang je het basisgrijs waarop deze highlights zich aftekeken? Als ik in een constante euforie zou leven zou ik het wellicht ook niet meer weten.

dus heb ik mijn eigen referentiekader ontworpen om steeds op de vraag voorbereid te zijn. Ik heb een persoonlijke geluksbarometer gemaakt. Niet meteen iets dat thuis tegen de muur hangt, maar een checklist voor dagelijks gebruik. Luidkeels zingen in de auto: positieve indicatie, zonder weerzin naar de supermarkt gaan: positieve indicatie, de weg durven vragen: positieve indicatie, een libel in de ogen kijken en mijn hart warm voelen worden: zeer positieve indicatie. Vreetbuien: negatieve indicatie, bier drinken voor het slapen gaan: negatieve indicatie, prikkelbaar op de kinderen reageren: negatieve indicatie. Er zijn een heel pak dingen die naargelang ik me goed voel beter gaan tot zelfs vanzelf gaan, en die niet meer goed tot helemaal niet meer gaan als ik me slecht voel. Tientallen zaken staan op mijn checklist. Ik objectiveer dus mijn gedrag, en dan weet ik het. Tenminste binnen mijn eigen spectrum op de balk van ongeluk naar geluk. Er zijn regionen buiten het spectrum die ik niet ken natuurlijk. Wat voor mij 'zeer goed' is, kan de onderste regio zijn van iemand die doorgaans veel gelukkiger is, en misschien zouden mijn slechtste dagen wel hemels zijn voor iemand die heel diep zit.

wat stel ik nu vast: dat de twee polen niet zozeer 'geluk' en 'ongeluk' zijn. Maar eigenlijk 'ontspannen' en 'overspannen'. Overspannen met burnout in het vizier. De vraag is natuurlijk in hoeverre ik niet druk bezig ben om de spanning op te drijven met dit soort mentale spielerei. Of is die spielerei nu juist ontspannend? En waar moet ik bloggen nu op mijn checklist zetten?

donderdag 7 augustus 2008

insecten

ik heb een zwak voor insecten, altijd al gehad. Wij zitten in het vlees, en bij de meeste dieren komen er dan nog een pels, pluimen of schubben rond. Allemaal nogal logge en eenvoudige vormen. Maar een insect: dat is iets geniaals. De mechaniek is zo ingenieus, en goed afleesbaar. Het lijken wel futuristische ontwerpen, goed om uren te observeren. De wetenschappers zijn er nog niet uit: zijn ze in staat tot autonoom denken? of is het allemaal maar wat voorprogrammatie? of denken enkel sommigen van hen (bijen of zo)? voelen ze wat? of stelt hun zenuwuitrusting echt te weinig voor? zijn ze bezield?

als kind wist ik het zeker: uiteraard kunnen ze voelen en denken, uiteraard zijn ze bezield. Ik las een cursiefje van Louis Verbeeck over een mug die in een boek geplet werd en haar broedjes van kinderen achterliet. Huilen dat ik deed, tranen met tuiten, hij verwoordde perfect wat ik altijd al dacht! Dat Verbeeck het misschien grappig bedoeld had, ontging me: voor mij was het puur drama. Dus liet ik de muggen maar bloed bij me prikken, terwijl ik erop toe keek. Die arme broedjes van kinderen moesten toch in leven blijven? Ik was eigenlijk nog erger: ook een boom of een plant dacht en voelde en was bezield, dus schreeuwde ik het uit als iemand een blad van de boom trok. Als de grasmachine door het gras en de klaver raasde werd ik een beetje onwel.

het is begonnen met de dazeriken als tiener, die rond de plas zaten waar we illegaal gingen zwemmen. Een paardenwei, met paardenvlaaien, daar zijn die beesten dol op. Wij waren er iets minder dol op. Maar dazeriken zijn ook dol op mensenbloed, en met een allergie aan insectenbeten weet je het dan wel. Dus klopte ik ze met een ambigu gevoel dood, en vroeg meteen vergiffenis. Ondertussen moeten ook de muggen eraan geloven. Maar de rest laat ik nog steeds gerust, de spinnen gooi ik buiten. Ik denk niet meer aan de beestjes die onder mijn voeten sneuvelen en het gras dat gilt. Maar dan heb je de dieren die bijten of steken, of waarvan dat gezegd wordt. Zo liet ik op m'n achttien een wesp rustig op mijn hand neerstrijken, in volle vertrouwen, maar pats: het beest was blijkbaar door een ander opgejaagd en ik zag hoe de angel mijn vlees in boorde. En dan die spinnenbeten waarmee ik naar de dokter moest? En wat met sprinkhanen en libelles? bijten ze nu of niet? ja zeker? maar alleen uitzonderlijk?

de poes zat in een houding, kijkend naar mij, ik wist het meteen: ze had iets gevangen. Dus liep ik op haar toe. Dat was gisteren. Uit haar mond zag ik iets langwerpigs uitsteken, te dik voor een muizenstaart, te dun voor een vogelstaart. Schitterend blauw met zwart. Ik begon te schreeuwen, laat los. Uit haar mond viel een grote intacte libelle, prachtig beest. Een grote keizerlibelle, een mannetje, zo'n 8cm lang (dank je Google). En ik durfde niet goed, kon ik dit nu oppakken of niet? Dus pakte ik het aan de glazige vleugeltjes, ver van die staart met die twee punten op. Je weet maar nooit wat ze daar mee kunnen. Ik wilde het op hoogte ergens neerzetten, maar hij helicopterde naar beneden. Ik vreesde het ergste: de vleugels zouden wel beschadigd zijn. En het beest lag op z'n rug terug in het gras, de kat kwam weer gevaarlijk dichtbij. Maar toen overwon ik mijn angst: ik bood mijn vinger aan. Elk insect weet dat: als je op je rug ligt, pakken met de poten wat er te pakken valt. De libelle pakte gretig mijn vinger en ik draaide hem om. En zo stonden we daar: hij keek me met z'n grote groenige ogen aan, en ik bewonderde hem. Het leek te blijven duren, z'n lijfje trilde, ik vermoed dat hij zijn vleugeltjes droogde. Ik prevelde tegen hem: dat het toch wel wat was: opgesloten in een vochtige stinkende kattenbek, en dan oog in oog met een gebrild mensenwezen. Ik wilde mijn zoon roepen om een foto te maken, maar hij schrok op van dat geluid. En gelukkig: het beest vloog hoog de lucht in, ver buiten het bereik van de katten, tussen de kruinen van de bomen. En heel even dacht ik het weer: dat beest voelt, denkt, is bezield, het kan niet anders... zoals het trillend naar me keek, leek te weten dat ik hem redde en alvast besloot om me niet te bijten.

a propos: de Van Dale vertelt me dat een libel v.(m.) is, maar het was een hij, dat weet je aan de kleuren.

woensdag 6 augustus 2008

ballonvaren

ze zeggen dat schrijven niks opbrengt. Zowat de domste beroepskeuze die je kan maken. Het kan zijn, ik weet het niet. Ik heb zelf nooit echt met de overweging geworsteld om er mijn beroep van te maken. Hoewel ik wel dagelijks schrijf uiteindelijk, maar dan met weinig franje. De enkele schrijvers die ik ken die doen inderdaad nog wat anders voor de kost. Maar soms, heb ik ontdekt, kan het toch flink opbrengen. Als je met het schrijven van een simpel verhaaltje, en dus amper een uurtje werk, een ballonvaart voor twee met picknick wint... dat is iets waar ik normaal toch wel even moet voor sparen. Maar dat is niet het belangrijkste natuurlijk, het is gewoon niet iets dat je jezelf snel cadeau zal doen, en ik kan me niet anders voorstellen dan dat het heerlijk zal zijn. Vliegen over mijn eigen Hageland, 't is me wat.

het verhaaltje is te lezen op: http://toerisme-vlaamsbrabant.skyblogs.be/

hele fijne blog trouwens, met een schat aan info!

drie op een rij


mijn steracteurs...

in de puree

pubers, niet simpel om er goed voor te doen. Gisteren was het weer zo ver, tegen hun zin het bed uit om naar de plaatselijke jongerenopvang te gaan. Liever hangen ze wat rond, te hangen hangen, doodsimpel. En de activiteit van de dag was een mysterie. Iets dat 'puree met ballekes' heette en hen niet erg veelbelovend leek. Maar bij thuiskomst kreeg ik een woordenvloed van enthousiasme over me van de dochter. Ze had overvloedig gebaad, met een wolk van zeeplucht rond haar. Dat bleek nodig, aan mijn zoon te zien, die onder de smurrie door huis liep. Jammer genoeg is hij allergisch aan badwater, dus hield hij het uren vol.

'Ik zit in de puree' zei hij laconiek. En hij bedoelde dat letterlijk. De tijd van de waterspelletjes is dus voorbij. Vroeger moesten we balletjes uit het water vissen met onze mond, en dan balletjes uit bloem, hilariteit verzekerd. Maar hier hadden ze er niet beter op gevonden van gehaktballetjes uit een vieze lopende puree te laten vissen met de mond. En vermits mijn zoon zijn lijfkreet 'extreme' is, en hij dat te pas en te onpas uitschreeuwt, had hij dus een record aantal balletjes gevist. Zijn lange haren waren één pureebal geworden. Hij was er zelfs niet vies van de gehaktballetjes te verorberen. Eén van de jongeren had gebraakt, de meesten hielden het bij kokhalzen, mijn zoon snoot de puree terug uit z'n neus.

daarbij hadden ze elkaar ook nog met puree bekogeld en had hij ook nog even een record gebroken van een balletje met de tennisracket in de lucht houden, niet twee keer meer, maar nee, natuurlijk: 250 keer en zo'n vijf keer langer als de tweede. Extreem natuurlijk! Glorie en heldhaftigheid. En mijn dochter geniet mee van de aandacht voor deze stralende jonge held.

maandag 4 augustus 2008

cimetière 2

horeca is altijd daar waar er veel mensen komen. Het is dus absoluut niet anders bij een kerkhof met 200000 graven. Van 's morgens tot 's avonds bezoekers gegarandeerd. Onze stek was de Portugese brasserie. Die brasserie sloeg twee vliegen in één klap: overdag de kerkhofgangers, en tot 's avonds laat door de lokale Portugezen. En heel uitzonderlijk dus ook eens een stel Vlaamse toeristen op den dool, daarop kregen we iets van het huis. Het establissement was niet bepaald luisterrijk, maar de uitbaters hadden meer dan temperament te over om alles op te fleuren.

zondagochtend stond de TV op. Het ging over kunst, over Chagall, en over protestanten, en ook nog wat later was het formule 1. Maar daartussen ging het ook nog over de Duitse bezetting in Frankrijk. Mooi geïllustreerd, een beetje té mooi. Beelden van hakenkuisen over de helft van het Franse grondgebied, een schreeuwende Hitler, jodensterren, gaskamers en uitgemergelde gevangenen.

overbekende beelden eigenlijk, een beetje vreemd veel cultuur op een zondagochtend in een volks café naast een kerkhof, maar tot daar toe. Maar wat het absoluut bevreemdend maakte, waardoor we stevig op onze stoelen begonnen heen en weer te schuiven, waren de gasten aan de terrastafeltjes naast ons. Naast ons was een grote Joodse familie neergestreken, die het kerkhof hadden bezocht. Een deel met keppeltje, een deel zonder. Ze waren geanimeerd aan de praat. En we hielden onze harten vast dat ze de TV zelfs niet zouden opmerken. Eén familielid leek naar het scherm te turen, maar de wijslijke beslissing genomen te hebben de andere familieleden niet te alarmeren. En wij schuifelden en gniffelden. Ik had de vreemde gewaarwording dat ik er wel meer Duits dan ooit moest uitzien.

camping cimetière

wildcamperen in Parijs met een mobilhome vermomd als een fiks uit de kluiten gewassen busje, het is een onderneming. Maar het is gelukt. We kozen de doden als onze buren, die bewaren de rust wel. Een plek van vergane glorie, de zijde van het kerkhof Pantin waar alles begon in de helft van de 19de eeuw. Een kerkhof dat uitgroeide tot het grootste van Europa. Zomaar eventjes 107 ha groot, met meer dan 200000 graven, en volgens de wachters zelfs meer dan een miljoen doden doorheen de geschiedenis. Niet dat dat het plan was, maar daar draaide het wel op uit.

de statige toegangslaan met een centrale platanendreef en daarrond begrafenisondernemers, bloemenzaken en wat volkse horeca had niet veel statigs meer. De plek was er eentje van vergane glorie, van gedemonteerde wagens en zwerfvuil. Maar als je naar schatting zo'n acht meter lang bent en drie meter hoog, dan ben je reuzeblij dat je zelfs al een plek vindt. En dan nog platanen erbij! Terwijl de deur van de bus open stond en de kinderen sliepen, gingen de vouwstoeltjes open en dronken we trappist. We keken naar de gesloten kerkhofpoort, en luisterden naar de opgewonden tooghangers in de lokale brasserietjes, haast onopgemerkt. 's Morgens ging de kerkhofpoort open en konden we van het toilet gebruik maken. De Portugese brasserie met geurende koffie leek wel op de campingkantine.

88 was ze, een beetje krom, maar toch niet veel. Zwart geverfd haar, twinkel in de ogen. Ze had van één van de vele vervallen grafmonumenten gekraakt. Sépulture, zo stond het op de grotere grafhuisjes, wat een mooi woord. Ingericht tot kattenhuisje, met manden en kooien. Ze stond er met haar Whiskas in de hand. Overal waren er katten, vaak mooie katten, maar katten die de buitenlucht amper kenden. De meesten overleven het niet, wist ze te zeggen. Nadat ze uit het portiek zijn gegooid (jaja: het kerhof is met de wagen te bezoeken, zo groot is het), gaan ze dolen, kruipen ze in chock weg, eten niet meer, sterven tussen de doden. En de enkele dolende honden vergaat het niet veel beter. Nee, zei ze: dit is niet meer het land dat ze als het hare beschouwde. Dit is niet meer het land waar je op de schoolbanken leerde dat je voor de zwakkeren moest zorgen, waar je het verhaal van Franciscus van Assisi ingelepend kreeg. Maar meer kon ze met haar laatste jaren niet doen.