maandag 11 augustus 2008

op verplaatsing

voor mijn werk ga ik regelmatig, zowat wekelijks, 'op verplaatsing'. Dit houdt in dat ik door de bril van een stedenbouwkundige een omgeving ga bekijken. En dat heeft altijd te maken met mensen die iets concreets dan willen doen om die omgeving te wijzigen. Ik doe er alles aan om de betrokkenen te ontwijken. Kwestie van niet bloot te staan aan knappe staaltjes manipulatie, emotionele chantage, flemerij, dreigementen, kortom: alles wat in de kleren kruipt en niet ter zake doet en eigenlijk teruggaat naar geld. En wees gerust: soms is het onvermijdelijk, en ik kan ondertussen een boek schrijven over De Grote Miserie in Vlaams-Brabant.

maar wat ik wel graag doe is babbelen met de toevallige passant, die geen enkel belang heeft bij de zaak. De mensen die zich nieuwsgierig afvragen waarom je in hun buurt rondhangt met plannen en een fototoestel. De laatste keer was het weer zo ver: twee mensen die keuvelden net op de plek waar ik niet omheen kon, en die gelukkig niks met de zaak hadden te maken. Voor ik goed en wel naast de wagen stond, kort toelichtte wat ik kwam doen en dat ik ongevaarlijk was, ging de bal aan het rollen. Nadat ik enkele gevleugelde uitspraken had gedaan, vloeiden de levensverhalen over de tongen. 'Gevleugelde uitspraken', daar ben ik goed in. Dat beweerde tenminste de hoofdpsychiater van de inrichting van Lovenjoel, die ik gelukkig niet in functie leerde kennen, maar als mede-bestuurslid van een barokkoor. Met mijn totaal gebrek aan organisatorisch talent zat ik compleet verkeerd in dat bestuur, temeer daar het meer dan tien jaar geleden is en ik me een serieus 'broekie' vond. Zingen was eigenlijk al genoeg. Maar soit: zijn opmerking bleef me bij.

de man op de straat, een jaar of 60-70, had een serieuze tic. In elke zin kuchte hij op z'n minst vier-vijf keer. Ik besefte dat ik hem waarschijnlijk geen uur in mijn buurt zou kunnen verdragen, dat dit mijn zenuwtjes serieus overbelastte. Maar het bleef niet duren, ik wist dat ik me snel uit de voeten kon maken. En toen zei hij heel beladen: 'hoezo, je bent alleen? en al zo lang? dat zou niet mogen, dat is jammer, daar is een mens niet voor gemaakt'. Ik ging in de verdediging: 'oh jawel, het is prima zo hoor'. En dan de vrouw, een jaar of 50-60, die niet bij hem hoorde en zich zichtbaar een beetje distantieerde van haar kuchende buur: 'ik ben alleen met mijn moeder opgegroeid en er is nooit een man bij gekomen, die koos daar ook voor'. Ik voelde het, met deze twee kon ik uren later nog aan het palaveren zijn. Over de zin van het leven en alles wat belangrijk is.

anonimiteit. De laagste drempel, zo ervaar ik het, om de grote levensthema's aan te snijden. Je verdwijnt weer uit elkaars leven, en laat enkel je woorden achter. Schitterend eenvoudig.

Geen opmerkingen: